Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [18]Mijn levenstijd is [19]weggetogen, en van mij weggevoerd gelijk [20]eens herders hut; ik heb mijn leven [21]afgesneden, gelijk een wever [[22]zijn web]; [23]Hij zal mij afsnijden, [als] van [24]den drom; [25]van den dag tot den nacht zult [26]Gij mij [27]ten einde gebracht hebben. 18. Of, mijn leeftijd; anders mijne woning, mijn verblijftijd. Hebreeuws, dor; zie Ps.12:8. 19. Of, weggerukt. 20. Die niet vast of gestadig op ene plaats blijft, maar van de ene plaats op de andere gebracht wordt, naar gelegenheid van zaken; zie Job 27:18. 21. Of, afgeknipt, afgescheurd, afgebroken. De zin is: Ik heb den Heere, door mijne zonden, daartoe oorzaak gegeven, dat Hij mijn leven voor den natuurlijken tijd wil afsnijden. 22. Te weten als hij het afgeweven heeft. 23. Te weten de Heere. Hier is verandering van persoon, want hij spreekt van God somwijlen in den derden persoon, somwijlen tot God in den tweeden persoon. 24. Dit woord betekent ook bij de Hebreen een haarband, Hoogl.7:5, zie de aantekening aldaar. Anders, als een dunnen draad. 25. Dat is, haast, in korten tijd, eer de dag voorbijgaat en het avond wordt, alzo ook vs.13. 26. O Heere. 27. Of, afweven, en dan afsnijden, alzo ook vs.13.